|
Reorganisatie
met collectief ontslag
Het ontslaan van mensen is één van de minder prettige kanten van het leiding geven. Het ontslaan van een grote groep mensen
is een ronduit vreselijke ervaring. Wie iets anders beweert heeft het ofwel
nog nooit gedaan, ofwel is rijp voor de psychiater.
Om de onvermijdbare emoties en ellende die met een reorganisatie met
ontslagen gepaard gaat zo klein mogelijk te maken, is het belangrijk dat er
geen fouten worden gemaakt. Er is nu geen ruimte voor experimenten of
onzekerheid. Dat geldt zeker voor het zogenaamde 'collectief ontslag', d.w.z.
het ontslaan van twintig mensen of meer binnen een periode van drie maanden
in een bepaalde regio. Een leidinggevende die hiermee te maken krijgt dient
zich van te voren goed op de hoogte te stellen van de belangrijkste 'do's and
don'ts' rond collectief ontslag.
In
het kader van dit artikel is een selectie gemaakt uit de diverse aspecten die
spelen rond collectief ontslag. Een volledige en uitputtende behandeling zou
een klein boekwerkje kunnen beslaan. Bedenk bij het lezen van dit artikel dat
de ontslagwetgeving in Nederland regelmatig wijzigt. In een concrete situatie
zal altijd het advies van een deskundige arbeidsjurist moeten worden
ingewonnen.
Een
waarschuwing is hier op zijn plaats. Voor een succesvolle reorganisatie is
een teaminspanning nodig. Geen enkele reorganisatie kan door één persoon
alleen worden gerealiseerd. Dat is domweg fysiek onmogelijk. Daarvoor moeten
er in korte tijd teveel zaken worden geregeld.
1.
Ondernemingsplan
De
kern van elke reorganisatie is een robuust, verdedigbaar ondernemingsplan.
Zonder zo'n plan zullen de bij een reorganisatie
betrokken partijen niet van de noodzaak ervan overtuigd kunnen worden. Of het
nu gaat om divisiedirectie, banken, crediteuren, ondernemingsraad of
vakbonden: zonder vertrouwen in de voorgestelde maatregelen heeft het geen
zin om aan een reorganisatie te beginnen.
Elke
situatie vraagt om andere maatregelen, maar de start van iedere reorganisatie
en dus van ieder ondernemingsplan is een diepgaande analyse van de
onderneming en van haar huidige product-marktcombinaties. Waar staan we, met
welke producten maken we winst, in welke producten zit toekomst, enzovoorts.
Indien
de liquiditeitssituatie van de onderneming het toelaat, is de volgende stap
het maken van een gedetailleerde prognose van de inkomsten gedurende het
komende jaar. Dit moet een bottom-up proces zijn. Alle commercieel
verantwoordelijken moeten voor kun klanten een zo realistisch mogelijke
inschatting maken van de omzet die zij daar redelijkerwijs denken te gaan
behalen. Het is nu geen tijd voor te optimistische dan wel taakstellende
prognoses! Indien al snel na de doorvoering van een reorganisatie blijkt dat
de plannen bij nader inzien toch niet haalbaar blijken te zijn, is dat de
doodsteek voor het vertrouwen van de participanten.
Een volgende reorganisatieronde zal dan zeer moeilijk, zo niet vrijwel
onmogelijk worden. Indien mogelijk is het
buitengewoon nuttig om de opgestelde prognoses door derden, bijvoorbeeld een
deskundige oud-ondernemer of oud-directeur, te laten toetsen. Bij een latere
verdediging van het plan geeft dat een extra zekerheid aan de participanten.
Indien
de verwachte omzet bepaald is moet het bijbehorende 'produktieplan' worden
opgesteld. Daaruit vloeit dan de noodzakelijke minimale bezetting voort. En
dat wordt de basis voor de selectie van de medewerkers die ontslag moet
worden aangezegd.
2.
Verplichting tot overleg
Er zijn twee wettelijke regelingen
die de werkgever verplichten om te overleggen over de gevolgen van
reorganisaties, ongeacht hun inhoud.
Ten eerste is dat de Wet Melding Collectief Ontslag. Deze
verplicht de werkgever tot overleg met de Centrale Organisatie Werk en Inkomen (CWI) en wel door het indienen van
een ontslagaanvraag bij de districtsmanager van het CWI. In het verleden werden ontslagvergunningen aangevraagd bij de regionale
directeur van de arbeidsvoorziening. Die functie bestaat niet meer.
Ten tweede is dat de Wet op de Ondernemingsraden (OR). Deze geeft
een OR adviesrecht; als de werkgever afwijkt van het advies van de OR kan de
OR daartegen in beroep gaan. Indien de werkgever onvoldoende aandacht
besteedt aan sociale gevolgen, kan dat aanleiding zijn om een eventueel
beroep gegrond te verklaren.
Ook kan de CAO aanvullend op deze wettelijke regelingen
voorschrijven wanneer en waarover overleg verplicht is. Dat is bijvoorbeeld het
geval in de CAO voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie. In de meeste CAO-afspraken is
het overleg over een sociaal plan voorbehouden aan vakbonden.
Zowel
de ondernemingsraad als de vakbonden hoeven geen goedkeuring aan een
reorganisatie te geven. Het bereiken van overeenstemming met de
ondernemingsraad en/of vakbonden kan het reorganisatieproces echter aanmerkelijk
sneller en soepeler laten verlopen.
3.
Melding aan de vakorganisatie
Een werkgever moet zijn voornemen tot een collectief ontslag melden bij
de
vakorganisaties en bij het CWI. En wel in deze volgorde.
De wet spreekt duidelijk over een voornemen. Het is niet nodig dat de
werkgever al een besluit genomen heeft. Het is voldoende als hij meent dat de situatie met zich meebrengt dat
er tot collectief ontslag overgegaan moet worden. In de melding aan de
vakorganisaties moet in ieder geval het volgende worden vermeld:
- de reden waarom een beëindiging noodzakelijk is. Vaak zijn dat
'bedrijfseconomische redenen', zoals dreigende continuïteitsproblemen, een
verminderde vraag of verandering in de productie. Dit zal de werkgever met de
stukken moeten aantonen;
- het aantal medewerkers onderverdeeld naar beroep of functie,
leeftijd en geslacht;
- beëindigingstijdstip of –tijdstippen;
- de criteria die gebruikt zullen worden bij het selecteren van de
voor het ontslag in aanmerking komende medewerkers;
- een voorstel voor een afvloeiingsregeling. Uitgangspunt is dat nog
niet vaststaat (of vast hoeft te staan) welke medewerkers er voor ontslag in
aanmerking zullen komen.
Vertegenwoordigers
en medewerkers van de vakorganisaties moeten datgene wat aan hen wordt
medegedeeld geheimhouden, als de werkgever hierop staat. De werkgever dient dit
dan wel te motiveren. Door geheimhouding kan mogelijk (te vroege) onrust bij
de werknemers, afnemers en toeleveranciers voorkomen worden. De
geheimhoudingsverplichting eindigt zodra de districtsmanager de individuele
aanvragen voor een ontslagvergunning in behandeling neemt, of voor die tijd
als de werkgever de betrokkenen van de verplichting tot geheimhouding
ontslaat.
4.
Overleg met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)
Blijkt na mededeling aan en overleg met de
vakorganisaties dat ontslagen niet voorkomen kunnen worden, dan volgt een
mededeling aan de betrokken districtsmanager van het CWI. De werkgever kan daarbij
(of daarna) het verzoek doen tot het verlenen van individuele
ontslagvergunningen. Bij de keuze van medewerkers die voor ontslag in
aanmerking komen moet de werkgever bepaalde voorschriften naleven.
Voordat het CWI individuele ontslagaanvragen in behandeling neemt:
- de werkgever het voornemen om tot collectief ontslag over te
gaan aan de vakbonden te hebben medegedeeld;
- dient hij hen te hebben geraadpleegd en
- dienen de vakbonden zich met de aanvraag te verenigen. De werkgever
dient dit bij de melding aan het CWI door te geven.
Heeft
de werkgever de vakbonden alleen ingelicht maar nog geen overleg gepleegd,
dan neemt het CWI een wachttijd van een maand in acht. Dit wordt gerekend
vanaf het moment dat de vakbonden zijn ingelicht. De wachttijd duurt langer,
als na het verstrijken van die maand de betrokken vakbonden nog niet zijn
uitgenodigd voor overleg of wanneer de ondernemingsraad nog geen advies heeft
uitgebracht. In dergelijke gevallen duurt de wachttijd tot de tijd dat
voorgaande wel heeft plaatsgevonden.
Afwijken
van de maand wachttijd is mogelijk, als anders de continuïteit van de
organisatie in gevaar komt, waardoor er ook ontslag dreigt van andere medewerkers. In dat geval vraagt
de werkgever aan het CWI of deze van de wachttijd wil afwijken.
De
vakorganisaties geven aan of het CWI de ontslagverzoeken voor de betrokken
werknemers direct kan behandelen of dat het CWI (nog een maand) moet wachten.
Bij het
CWI moet de werkgever aangeven wat de redenen zijn voor het collectief ontslag. Ook moet hij gegevens (zoals leeftijd,
geslacht en functie) verstrekken over iedere werknemers die hij wil ontslaan.
Tenslotte dient hij inzage te geven in de criteria
die hij heeft aangelegd bij het selecteren van de werknemers die hij wil
ontslaan (bijvoorbeeld anciënniteitspricipe of afspiegelingsprincipe).
De
ontslagaanvraag moet goed onderbouwd en volledig zijn. Als de aanvraag
onvolledig is, bestaat het risico dat de gevraagde ontslagtoestemming
geweigerd wordt. In het gunstigste geval loopt de ontslagprocedure ernstige
vertraging op.
Bij
collectief ontslag geldt een wettelijke opzegtermijn van één tot vier
maanden. De feitelijke duur hangt af van het arbeidsverleden. Als het CWI
toestemming heeft gegeven voor het ontslag, kan de opzegtermijn met een maand
bekort worden. Maar er geldt altijd een opzegtermijn van minimaal één maand.
Bij een
collectief ontslag hoeft een werkgever zich niet aan het "last in, first
out"-principe te houden. Als hij van dat zogeheten anciënniteitsbeginsel
afwijkt, moet hij daarvoor wel toestemming krijgen van het CWI.
|
Voorbeeld 1. |
|
Te verstrekken aan ontslagen
werknemer
-
Brief aanzegging ontslag
waarin bevestiging van die dag gevoerde gesprek. Bijlagen:
-
Ontslagaanvraag naar het CWI
-
Bijlagen bij de
ontslagaanvraag naar het CWI
-
Verklaring van geen bezwaar
-
CWI brochure 'Ontslag; de
procedure' uitgave CWI
-
Brief aanvraag toestemming
tot opzegging aan de afdeling Juridische zaken van het CWI. Bijlagen:
-
Toelichting bijlagen 2 en 3
-
Overzicht inrichting organisatie
d.d.
01-11-200x
-
Overzicht inrichting organisatie
d.d.
01-01-200(x+1)
-
Toelichting afbouw
arbeidsplaatsen
-
Sociaal plan (CAO)
-
Verklaring van geen bezwaar
tegen het ontslag door werknemer
|
|
5.
Sociaal plan
Een Sociaal Plan (SP) is een
overeenkomst tussen werkgever en werknemersvertegenwoordiging (vakbond
of ondernemingsraad). In het SP spreken partijen af hoe zij zullen omgaan met
de effecten van reorganisaties voor werknemers. Dat kan zijn het verdwijnen
van de arbeidsplaats, een verandering van arbeidsinhoud of
arbeidsomstandigheden, of verplaatsing van het werk naar elders
of naar een andere werkgever. Het SP bevat procedures die in acht moeten
worden genomen (bijvoorbeeld bij herplaatsing) en biedt een
instrumentarium om gevolgen voor werknemers te verlichten, te compenseren, of
te voorkomen.
Het karakter van het SP kan
verschillen van het bieden van een vergoeding voor geleden of te leiden
schade (vangnet), tot regels over herplaatsing en het aanreiken van
instrumenten om werknemers in staat te stellen zelf een oplossing te vinden
(springplank).
Er
bestaat geen wettelijke plicht om als werkgever een sociaal plan op te
stellen bij een reorganisatie. Uitzonderingssituaties daargelaten verdient
het de voorkeur om wel een sociaal plan van enige omvang op te stellen. Zowel
de CWI, ondernemingsraad en/of vakbonden zullen zich coöperatiever opstellen
indien de werkgever laat zien de getroffen werknemers te willen compenseren.
5.1.
Juridische status SP
Een SP kan op drie manieren tot stand komen:
- door
het sluiten van een overeenkomst met vakorganisaties;
- door
het sluiten van een overeenkomst met de Ondernemingsraad;
- via
een door de werkgever eenzijdig opgesteld pakket van maatregelen.
Ad 1. Het sluiten van een overeenkomst met vakorganisaties
komt het vaakst voor. De basis ligt zowel in wet en regelgeving als de min of
meer 'natuurlijk gegroeide' taakverdeling tussen bonden en ondernemingsraad.
De bonden beschouwen het afsluiten van sociale plannen tot hun kerntaken. Een
dergelijk SP heeft de status van CAO, mits voldaan is aan bepaalde
'spelregels'. De afspraak van de bond bindt onmiddellijk de leden van die
bond. Leden van de bond moeten de verplichtingen in dat plan nakomen. Om die
reden is in statuten en reglementen de invloed van leden op de afspraken
geregeld: zij moeten instemmen op ledenvergaderingen of bij referendum.
Zo niet, dan zal de bond niet instemmen met het SP. De werkgever is gehouden
om niet te discrimineren tussen leden en niet leden. Hij zal aan niet-leden
dezelfde rechten moeten bieden (mits deze niet-leden ook aan de
verplichtingen voldoen). Het SP is dan ook op hen van toepassing.
Ad 2. Een
overeenkomst tussen werkgever en ondernemingsraad bindt uiteraard beide
partijen (ondernemingsraad en werkgever); het antwoord op de vraag of deze
overeenkomst individuele werknemers kan binden is complex. In de individuele
arbeidsovereenkomst moet geregeld zijn dat de ondernemingsraad gemachtigd is
om bindende afspraken te maken. Of de ondernemingsraad moet de partij zijn
met wie gebruikelijk de arbeidsvoorwaarden worden overeengekomen. Zo niet,
dan is het zeer de vraag in hoeverre de overeenkomst met de ondernemingsraad
doorwerkt in de individuele arbeidsovereenkomst.
Ad 3. De
werkgever stelt (eenzijdig) een pakket van maatregelen vast. Pas als
deze door de individuele werknemer wordt aanvaard ontstaat er een
overeenkomst die zowel werkgever als individuele werknemer bindt.
|
Voorbeeld 2 |
|
Procedure:
- Onderhandelen
met de vakbonden.
-
De
vakbondsonderhandelaars leggen het pakket met een positief advies voor
aan de leden.
-
Daarna
geven de kaderleden hun oordeel.
-
Vervolgens
belegt de vakbond ledenvergaderingen.
-
Indienen
aanvraag voor collectief ontslag bij het Arbeidsbureau (CWI)
|
|
5.2.
Realisatie
van een SP
Het opstellen en overeenkomen
van een SP verloopt in fasen.
|
Fase 1.
Akkoord
reorganisatie
Onderhandelingen over het SP kunnen pas van start indien tussen werkgever
en bonden en ondernemingsraad in grote lijnen overeenstemming bestaat over
het nut en de noodzaak van de reorganisatie. In essentie staat de
reorganisatie dus niet meer ter discussie. Het is niet noodzakelijk dat de
ondernemingsraad al advies heeft uitgebracht.
Fase 2. Formuleren
uitgangspunten
Belangrijke uitgangspunten voor een SP zijn bijvoorbeeld al dan niet
gedwongen zijn van het ontslag, het stimuleren van vrijwillig vertrek,
herplaatsing binnen het concern, het opzetten van een (intern) mobiliteitsbureau,
of het hanteren van mobiliteitsconstructies.
Zowel de onderhandelaars aan werknemerszijde als aan werkgeverszijde kunnen deze uitgangspunten afstemmen met hun
achterbannen (resp. werknemers en aandeelhouders).
Fase 3. Concept
SP
Doorgaans legt de werkgever een concept SP ter bespreking voor. In dit plan
worden de geplande veranderingen in de organisatie en haar werknemers
besproken binnen het kader van de door de werkgever beschikbaar gestelde
financiële ruimte.
Ook de werknemersdelegatie kan een voorstel indienen. Vakbonden hebben
hiermee veel ervaring en beschikken over beproefde modellen.
Indien de ondernemer deel uitmaakt van een concern zijn er wellicht
modellen beschikbaar die elders in het concern
zijn toegepast. In dit geval zal de discussie over ruimte en maatregelen in
concernverband worden gevoerd.
De partij die het concept krijgt aangeboden treedt in overleg met de
achterban, waarna een standpunt over het concept wordt ingenomen.
|
Fase 4. Onderhandelingen
over het SP
De discussie over het SP zal gaan over de financiële ruimte die beschikbaar
wordt gesteld voor het SP en de inhoud van de voorgestelde maatregelen.
Hoe verder de opvattingen over de benodigde ruimte uit elkaar liggen, des te
moeizamer de totstandkoming van overeenstemming. Soms breken de
onderhandelingen, bijvoorbeeld als de werknemersvertegenwoordigers van mening
zijn dat de werkgever minder doet dan waarschijnlijk op basis van regelgeving
afdwingbaar is.
In dit stadium is het uiteraard van belang dat beide partijen met hun
achterbannen overleg plegen.
Bij overeenstemming wordt de concept-overeenkomst
door de bonden voor goedkeuring voorgelegd aan de leden. Een ondernemingsraad
die een SP afsluit moet de werknemers in de onderneming (of een deel daarvan)
raadplegen en de directie dient mandaat te hebben of halen van de
aandeelhouder(s) of zijn bestuur.
Fase 5. Het
SP
Na een positief verloop van de onderhandelingen en de goedkeuring van de
achterbannen kan de overeenkomst door de bij het overleg betrokken partijen
worden ondertekend.
Uiterlijk in dit stadium zullen de betrokken werknemers (die direct of
indirect te maken krijgen met toepassing van het SP) hiervan op de hoogte
worden gesteld. Uiteraard dienen zij een afschrift van de overeenkomst te
ontvangen.
Fase 6. Formaliseren
van het SP
Om discussie over de status van het plan te voorkomen en leden van bonden
automatisch te binden moeten sociale plannen voldoen aan de vereisten zoals
die zijn beschreven in de Wet en de CAO.
Kenmerken hiervan zijn:
-
dat de afspraken zijn gemaakt tussen een
of meer vakorganisaties en werkgever(s),
-
dat deze schriftelijk zijn vastgelegd en
ondertekend en
-
dat deze zijn aangemeld bij de
Inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Fase 7. Toepassing
van het SP
In dit stadium zullen de in het kader van reorganisatie aangekondigde
veranderingen worden ingevoerd. Medewerkers zullen vanaf dit moment
individueel op de hoogte worden gebracht van hetgeen
toepassing van het SP voor hen betekent. Dit kan variëren van een
plaatsingsaanbod of herplaatsingaanbod tot een 'ontwikkelingsaanbod': het
aanbod om een opleidingsprogramma te volgen. Welk aanbod wordt gedaan is
uiteraard afhankelijk van het bereik van de gemaakte afspraken.
Fase 8. Beroep
of Bezwaar
In het geval dat een werknemer van mening is dat het SP onjuist wordt
toegepast kan hij in de meeste gevallen bezwaar
of beroep aantekenen. Vaak is in het SP een voorziening getroffen in de
vorm van een beroeps- of bezwarencommissie die advies uitbrengt aan de
werkgever over ingediende bezwaren.
5.3.
Uitstroomconstructies
Vakbonden zullen willen dat het
zwaartepunt van het SP ligt bij het hervinden van werk, ofwel van-werk-naar-werk
constructies. Grofweg kunnen drie vormen van herplaatsingsactiviteiten worden
onderscheiden:
- De werknemer die boventallig is blijft in dienst van de
onderneming en wordt door P&O functionarissen of door ingehuurde
'outplacement'- of bemiddelingsbureaus intern of extern bemiddeld.
- De werknemer die boventallig is wordt ontslagen, komt in
de WW en een bemiddelingsbureau probeert hem aan ander werk te helpen.
- Het
dienstverband met de werknemer wordt beëindigd en de werknemer treedt in
dienst van een pool, die beheerd wordt door een bemiddelingsbureau. Het
bemiddelingsbureau is ook werkgever.
Een SP krijgt in ieder van deze situaties een wat
andere vorm. Zolang de werknemer geen nieuwe werkgever heeft, hebben de
afspraken in een SP betrekking op de oude werkgever. Een aantal van de
afspraken zullen specifiek met de intermediair gemaakt moeten worden:
afspraken over arbeidsvoorwaarden bij overgang dienstverband, faciliteiten,
reparatie van gaten in pensioenen, ziektekostenverzekeringen, etc. Bij het
afspreken van die constructies wordt naast de normaal in een SP te behandelen
onderwerpen aandacht besteed aan aspecten als
lengte van het dienstverband, rechtsvorm, toepasselijke CAO, zeggenschap van
werknemers, bestuurlijke verantwoording et cetera.
6.
Planning
Een reorganisatie geschiedt altijd onder hoge
druk. De mogelijkheid om plannen langdurig geheim te houden is beperkt.
Daarom moet er vaart in zitten. Bijgaand een voorbeeld van zo'n
planning.
Voorbeeld 3.
Aktie
|
Wie?
|
Datum
|
Inventariseren vakantieplanning
van medewerkers
|
Hoofd P&O
|
2-12
|
Nadenken over consequenties
·
non actief stelling bepaalde
medewerkers
·
stopzetten
deelactiviteiten/afdelingen
|
Gehele MT
|
|
Overleg algemeen directeur met
voorzitter OC
|
Algemeen directeur
|
2-12
|
Overleg MT met directeur
P&O hoofdkantoor
|
Gehele MT
|
3-12
|
Maken financiële onderbouwing
|
Financieel directeur
|
5-12
|
Opstellen adviesaanvraag OC
|
Hoofd P&O
|
5-12
|
Bespreken adviesaanvraag OC
|
directeur P&O HK
|
5-12
|
Toetsing Stichting Sociaal
Kader
|
Hoofd P&O
|
8-12
|
Maken afspraak met advocaat
|
Hoofd P&O
|
8-12
|
Voorbereiden ontslagaanvragen
CWI t.b.v. 14 pers.
|
Hoofd P&O
|
8-12
|
·
Brief CWI
|
Hoofd P&O
|
|
·
Bestaande organisatie
|
Hoofd P&O
|
|
·
Nieuwe organisatie
|
Hoofd P&O
|
|
·
Toelichting afbouw
|
Hoofd P&O
|
|
·
Sociaal kader + aanvulling
|
Hoofd P&O
|
|
·
Financiële onderbouwing
|
Financ. directeur HK
|
|
·
Brief met akkoord OC
|
Vertegenwoordiger OC
|
|
·
Verklaring van geen bezwaar
|
|
|
Maken ontslagaanvragen
|
Hoofd P&O
|
9-12
|
Uitzetten van vacatures
|
Hoofd P&O
|
9-12
|
Voorstel individueel traject
formuleren t.b.v. 2 pers.
|
Hoofd P&O
|
|
Overleg over plaats, tijd en
vorm van te voeren gesprekken
|
MT lid + Hoofd P&O
|
|
Gesprekken inplannen m.b.t.
gedwongen ontslag (25 pers) en uitnodigen medewerkers
|
Hoofd P&O
|
|
Gesprekken inplannen m.b.t.
herplaatsingen (15 pers)
|
I.o.m. Hoofd P&O
|
|
Maken van nieuwe
arbeidsovereenkomsten of schriftelijk vastleggen van gemaakte afspraken
|
Hoofd P&O
|
|
Houden gesprekken vestiging A
|
MT lid + Hoofd P&O
|
10-12
|
Houden gesprekken vestiging B
|
MT lid + Hoofd P&O
|
11-12
|
Houden gesprekken regiokantoor
|
MT lid + Hoofd P&O
|
12-12
|
Houden gesprekken regiokantoor
|
MT lid + Hoofd P&O
|
15-12
|
Houden gesprekken vestiging C
|
MT lid + Hoofd P&O
|
16-12
|
Houden gesprekken vestiging D
|
MT lid + Hoofd P&O
|
17-12
|
Bijeenkomst personeel alle
vestigingen
|
Vestigingsdirecteuren en
algemeen directeur
|
17-12
|
Reserve
|
|
18-12
|
Reserve
|
|
19-12
|
December 2004
|
|
|